Onderweg

Swahililes #1: het woord Safari betekent 'reis/trip'

De lange dag aan het strand heeft me slaperig gemaakt en ik zit wat te knikkebollen wanneer de chauffeur niet de moeite neemt om de confrontatie met een gapend gat in het asfalt te vermijden. Door de klap ben ik spontaan klaarwakker en ben ik me weer bewust van mijn directe omgeving. Ik zit in een Dalla-Dalla, een lokaal busje wat ik deel met 28 andere passagiers, en ik ben samen met mijn intern-buddy op weg terug naar Dar es Salaam. Met mijn knieën opgetrokken tot onder mijn kin en mijn rugzak op schoot ben ik een van de ‘gelukkigen’ met een zitplaats in deze vrolijk beschilderde hoop schroot. Het 40 centimeter breed bankje deel ik met mijn buurman, een Tanzaniaan met een door de zon gebleekt rood t-shirt, een afgeknipte spijkerbroek en een blijkbaar niet te onderdrukken behoefte om met grote regelmaat luid roffelend zijn neus op te halen. Misschien maar goed dat hij bij het raam zit. De reden dat mijn kin op mijn knieen rust is dat er een paar voeten onder de bank doorkomt, 1 met een witte en 1 met een zwarte schoen. Een korte nieuwsgierige blik over mijn linkerschouder leert dat deze voeten inderdaad toebehoren aan een en dezelfde man. De vrouw tegenover me geeft borstvoeding aan een klein kroeskopje, dat gewikkeld in felgekleurde doeken ritmisch meedeint met de beweging van de bus, dezelfde beweging die ook mij slaperig maakt.
Ik glimlach, want wat voor iedereen in Tanzania een dagelijks ritueel is, is voor mij een geweldige ervaring . Een hand vol muntjes die tussen de mensenmassa door gestoken wordt schudt heen en weer voor mijn gezicht: we zijn bijna bij de pont en er moet betaald worden voor de reis. 11 eurocent. Niet duur voor een safari.


Rob.



(De komende twee weken ben ik in Dodoma; de volgende update volgt daarna)